Als het over 'God' gaat, zo blijkt dat iedere keer weer uit enquêtes, denken wij meestal in het groot. God is, zeggen veel mensen, het Opperwezen, Hij is almachtig, alomtegenwoordig en alwetend. God is de grote regisseur van ons leven en van alles wat er gebeurt; binnen de kortste keren wordt God op deze manier een ander woord voor het lot. God is groot. Hij is streng. Hij beloont en straft en is inderdaad vooral een 'Hij' maar vaak ook een 'Het'. Bij God kijken we naar boven, in de hoop op een antwoord op vragen waarop we zelf (nog) geen antwoord hebben gevonden. God wordt voor veel mensen daardoor ook onpersoonlijk, wordt tot iets dat boven ons uitstijgt, iets 'meer' tussen hemel en aarde. In de bijbel wemelt het van dat soort opper-wezens: machthebbers, farao's, keizers, koningen en andere heer-en-meesters. Vaak worden ze goden genoemd en worden ze ook ontmaskerd als machten die mensen in de greep hebben en hun de vrijheid ontnemen.
Als ik nadenk over Kerst, moet ik vaak denken aan de tekst van een tamelijk onbekend gebleven lied uit het oude liedboek (149). Ik vermoed dat het vanwege de lastige wijs niet meer opgenomen is in de nieuwe bundel. Het begint zo: "o God die met ons zijt, hoor ons verwarde bidden: al zijt Gij in ons midden, hoezeer zijn wij U kwijt." Hier gaat het over een heel ander beeld van God als waar ik het aan het begin van het stukje over had. Dit is een God die te vinden is te midden van mensen, die zichzelf niet voor niks voorstelt als de "God van Abraham, Izaäk en Jakob". Een God die zich niet zozeer laat vinden in grote diepzinnige gedachten, of in de hemel hierboven, maar veel meer tussen mensen. Zo gaat het lied dan ook verder: "God uit God, licht uit licht, waar vraagt Ge ons U te zoeken ergens in stro en doeken een onaanzienlijk wicht?"
Dat is het geheim van kerst: God wordt niet gevonden in het grote, overweldigende en meeslepende, maar in een "onaanzienlijk wicht", in het Kind van Bethlehem, volstrekt weerloos beeld van opperste kwetsbaarheid. En waarom? "Om onze lotgenoot te zijn waar wij versagen, om onze nederlagen, ons leed en onze dood, om ons nabij te zijn, o broeder in nood deelt Gij onze pijn", zingt het gezang verder. Dat is een andere God dan degene die wij vaak in ons hoofd hebben. Het is de Stem waar de Bijbelverhalen vol van zijn, degene die in de geslotenheid van ons leven een opening maakt. "Een onaanzienlijk wicht" is het beeld van de God die zijn macht uit handen geeft om ons kwetsbare leven nabij te komen.

J.M.W.