In zijn brief aan de Romeinen (hoofdstuk 13, 11-14, een gedeelte dat van oudsher de brieflezing is van de eerste adventszondag) schrijft Paulus over het heil -dat wil zeggen de wereld die heel is, de nieuwe aarde- dat het heil nu meer nabij is dan ooit. Paulus ging er, net als alle christenen van het eerste uur vanuit dat het koninkrijk van God heel spoedig in heerlijkheid zou komen. Het heil was in hun beleving heel dichtbij.
Inmiddels leven wij al zoveel eeuwen na Paulus en nog steeds is het koninkrijk van God niet in zijn volheid gekomen. Toch zijn bovenstaande woorden uit de Romeinen brief ook voor ons bestemd.

Abraham Heschel vertelt ergens een mooi verhaal dat heel goed past bij het thema van de advent. Er was een klein geïsoleerd joods stadje, ver weg gelegen van alle doorgaande wegen. Maar het had alle noodzakelijke voorzieningen, er was een ziekenhuis, een badhuis, een school, een begraafplaats, een gerechtshof. En er waren handwerkmensen: bakkers, kleermakers, schoenmakers, timmerlui en metselaars. Alleen één beroep ontbrak: er was geen klokkenmaker. Na verloop van tijd wist niemand meer precies hoe laat het was want geen enkele klok liep nog gelijk. Veel mensen besloten om hun klokken maar gewoon te laten aflopen en ze niet meer op te winden. Dat had toch geen zin meer. Maar er waren er ook die hun klokken bleven opwinden ook al wisten ze dat ze niet precies de juiste tijd aangaven. Op zeker dag ging het bericht door het stadje: er is een klokkenmaker gekomen in de stad. Iedereen rende naar huis om zijn klok te halen om die door de vakman te laten repareren. Maar alleen de klokken die al die jaren waren opgewonden kon hij repareren. De andere waren door de lange tijd waarin ze niet hadden gelopen teveel verroest….


Een Duitse predikant die leefde aan het einde van de 19e eeuw zei ooit dat iedere generatie opnieuw de plek bezet houdt van de mensen die zullen leven bij de komst van de Heer. In- en met hun dagelijks leven zullen zij leven vanuit de verwachting van de komst van het land waar God Koning is.
Zolang wij leven is dát onze plek, is dat onze taak, om met- en door ons leven de plaats te zijn waar verwacht wordt, de trouwe knecht te zijn waar Jezus in zijn gelijkenissen over spreekt. En de rest is voor God, voor God alleen.

J.M.W.