Er is een oud gezegde, maar die oude gezegdes zijn vaak vol van een diepe wijsheid: “alleen God is volmaakt.” Dat is het verschil tussen God en mens: niemand van ons mensen is volmaakt. Jazeker, maar lang niet elk mens staat zichzelf dat besef toe. Steeds kom je ze tegen, mensen die van zichzelf eigenlijk geen fouten mogen maken. En dat kan dan twee kanten opgaan: óf die mensen ontkennen dat zij ooit iets fout doen; als er iets mis gaat ligt het altijd aan een ander- en ze zijn er met geen stok toe te bewegen om een gemaakte fout toe te geven. Óf, en dat is een andere mogelijkheid, je loopt constant rond met schuldgevoelens omdat je in eigen ogen voortdurend te kort schiet. Zulke mensen worden ook wel perfectionisten genoemd, ze willen eigenlijk volmaakt zijn. Het gekke is dat ze in theorie allemaal meteen grif zullen toegeven dat dat helemaal niet kán, volmaakt zijn. Want met een volmaakt mens -wat dat dan ook moge zijn- zou natuurlijk niet te leven zijn. Maar toch eisen ze het van zichzelf en leven daardoor voortdurend in een vermoeiende kramp.  
Wat ook gebeurt, is dat mensen een ander mens als volmaakt beschouwen en op een voetstuk zetten. “Mijn vader, mijn moeder kan alles”, zegt of denkt een klein kind. Zolang je klein bent, lijken je vader en moeder twee reuzen en we kunnen ons allemaal nog wel herinneren wat een schok het was toen we gingen ontdekken dat ook zij, hun beperkingen en gebreken hadden. En zo gaat dat door, naarmate we ouder worden: mensen die we vanuit de verte bewonderen en soms als idolen vereren, blijken zodra we ze van wat dichterbij beschouwen, ook schepselen van vlees en bloed te zijn.

Waarom doen we dat, iemand hoog op een voetstuk zetten?  Vanuit onvolwassenheid? Vanuit onze eigen onzekerheid? Of omdat die ander de innerlijke ruimte en vrijheid heeft die jezelf mist; omdat die niet zoals jij, lijkt te lijden onder beperkingen en grenzen. Maar vroeg of laat duikelt die door jou, vereerde mens, natuurlijk ook een keer naar beneden. De psychiater Jung vertelt dat hij eens een patiënt had van wie hij dacht: zouden er dan toch heiligen bestaan? Want die man leek er echt op. Tot de dag kwam, schrijft Jung, dat ik de vrouw van deze “heilige” sprak….

Het is heilloos om jezelf of een ander met te hoge verwachtingen op te zadelen. Want de kans is levensgroot dat je vervolgens óf boos zult worden als een ander eens een keer niet aan het hoge ideaalbeeld dat jij van hem gemaakt hebt, voldoet; óf dat je je schuldig gaat voelen omdat je zelf niet aan de hoge eisen die je, je hebt gesteld kunt voldoen. Van die dwang zijn wij bevrijd, schrijft Paulus in zijn brief aan de Galaten (hoofdstuk 5 vers 13) waar hij het heeft over de Geest van vrijheid die met Pinksteren is gaan waaien. Wij zijn mens en geen God. Ik heb eens ergens gelezen: je moet je God niet voorstellen als iemand boven je maar onder je, als de grond die je voedt, de bodem die je draagt. Beelden die zeggen willen: mens láát je dragen. Het is niet waar dat alles van jou afhangt. Een perfectionist is een mens die ten diepste denkt, dat alles van hem of haar afhangt, dat hij helemaal op zichzelf is aangewezen; geen wonder dat je dan onder grote spanning komt te staan. Paulus weet van een andere maatstaf: Gods genade die het werk van onze handen bevestigt. Alles wat wij onaf moeten laten en onvoltooid wordt opgenomen in Gods handen die op een verborgen manier werken in deze wereld. 

J.M.W.