Het is zuiver toeval dat ook deze meditatie als in de vorige maand, met een gedicht begint.

Het is herfst en als dan de bladeren van de bomen zo mooi kleuren en op de grond vallen, moet ik denken aan het gedicht van J. v.d. Waals: De Gouden Najaarslaan. Ik laat enkele regels volgen.


Ik keek in de gouden heerlijkheid
Van een najaarslaan,
Het was of ik de gouden deuren wijd
Zag openstaan,
Het werd mij, toen ik binnen ging
Of ik door gouden gewelven liep:
Ik aarzelde even, ik ademde diep,
Diep van verwondering.


Wat is het heerlijk als je zo kunt genieten van Gods schepping. Natuurlijk weten we ook, dat niet alles "goud” is wat er blinkt. Het mooie najaar kan ook stormen teweeg brengen. Letterlijk, zodat de schepping zucht in al haar delen om het bijbels te zeggen. Maar ook in een mensenleven kan de herfst huishouden. Dan is het goed, als er familie en vrienden om ons heen staan die ons op kunnen vangen. Dan is het goed, dat we deel uit mogen maken van een kerkgemeenschap. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat dan alles opgelost wordt, dat er geen stormen meer woeden. We kunnen moe worden van dagelijkse zorgen,
ziekte, eenzaamheid. Dit is echter van alle tijden, moe worden. Ik las een paar woorden van Augustinus (354-430) Die gaan zo:

Wie is er nu niet afgemat in deze wereld? Kan iemand mij zeggen wie er niet moe is van het werken of van het piekeren? De arme is afgemat van het werken, de rijke van het piekeren. De arme is moe omdat hij streeft naar bezit, de rijke omdat hij streeft naar behoud en omdat hij ook nog winst wil maken, is de rijke nog veel meer afgemat.

Zie hier een tekst van bijna 2000 jaar geleden.

Ik kom nog even terug op de herfst, herfst betekent soms ook mist, soms dikke mist. En wat kan het dan mooi zijn als die mist langzaam optrekt, als een vogel gaat zingen en de zon opkomt. Daarom nog de volgende regels:

Nu de zon zo heerlijk gaat schijnen
is ’t of mijn sores verdwijnen
Keek ik maar wat vaker naar boven
‘k heb reden om mijn Heer te loven
En verder te leven met plezier
Hem dankend voor mijn leven hier.

W.S. Koster-Voskamp