Eén van de dingen die onze wereld bepalen is de invloed van het fanatisme. Of je nu wilt of niet, je kunt je er niet voor afsluiten: onbegrijpelijke aanslagen, idiote websites waar mensen losgaan, een presidentskandidaat die als een dreinende baby het ergste doet vrezen - ze rollen je wereld binnen, via krant of tv, sociale media of borrelpraat. Dodelijke ernst, dát straalt al die ongein uit.

Hanny en ik deden samen eens een clownscursus. Grappig was de bevreemding tijdens het rondje ‘voorstellen’ bij de andere deelnemers: “die kerkgangers van jullie weten hier zeker niets van, dat houden jullie natuurlijk geheim!!”. Waarom dachten ze dat? Waarom vinden kerkgangers dat, als ze dat inderdaad al vinden? Lachen en geloven staan op gespannen voet met elkaar, zoiets zal het wel zijn, op het eerste oog. Een dominee die zichzelf serieus neemt kan toch niet ook een clown zijn die zichzelf belachelijk maakt?

Zit wat in. Maar er zit ook iets in wat Nouwen ergens schrijft: "Clowns staan niet in het centrum van de aandacht. Ze komen op tussen twee grote nummers in; ze struikelen en vallen en maken ons weer aan het lachen, nadat de helden die we zijn komen bewonderen, ons in spanning hebben laten zitten. De clowns hebben het niet allemaal op een rijtje, alles wat ze proberen mislukt, ze zijn onbeholpen, zomaar uit hun evenwicht, hebben twee linkerhanden, maar... ze staan aan onze kant! We reageren op hen niet met bewondering maar met sympathie, niet met ontzag maar met begrip, niet met spanning maar met een glimlach. Van de virtuozen zeggen we: 'Hoe krijgen ze het voor elkaar?' Maar van de clowns zeggen we: 'Ze zijn net als wij.' Met een lach en een traan herinneren de clowns ons eraan dat we allemaal dezelfde menselijke zwakheid kennen. Daarom verbaast het ons niet dat pastoraal-psychologen als Heije Fader in Nederland en Seward Hiltner in de Verenigde Staten de clown zien als een sprekend beeld, dat ons helpen kan inzicht te krijgen in de rol van de pastor in de hedendaagse samenleving."
En Vrielink voegt daar nog aan toe: "De pastor (…) lijkt op een clown, functioneert als clown. Als degene die veruiterlijkt en zichtbaar maakt wat zijn aandachtige toeschouwer innerlijk ervaart. Ook als degene die zijn toeschouwer tot tegenspeler maakt door hem zijn eigen achterkant te laten zien, de kant die hij liever achter houdt en verbergt. Zijn onhandigheid bijvoorbeeld of zijn besef klein en niet opgewassen te zijn tegen 'de groten'. Of zijn jaloezie, boosheid, leedvermaak, blijheid, verdriet. De clown laat het hem zien. De toeschouwer herkent het verborgene, bij zichzelf en - heel belangrijk - ook bij anderen. Hij kan erom lachen en leert er mee spelen. Hij raakt meer vertrouwd met zichzelf en met anderen, met het feit dat leven een kwestie is van vallen en opstaan. De clown is een levend vraagteken. Hij richt zich op als pas verworven zekerheid om het volgende moment radicaal onderuit te gaan. Hij laat het relatieve zien van de mens en van heel het menselijk bestaan. Hij is het vraagteken van de vergankelijkheid zelf. Kortom, de clown verbeeldt allerlei fundamentele en abstracte facetten van het menszijn. Hij symboliseert ze, zodat ze hanteerbaar worden."

Lachen is fundamenteel, maar op zichzelf wel iets raars. Het hoort heel wezenlijk bij mens-zijn maar volgens de gangbare wetenschappelijke opvattingen is het merkwaardig genoeg niet te verklaren: “Lachen is een reflex die, anders dan de meeste menselijke reflexen, geen duidelijke biologische functie schijnt te hebben. Zweten, gapen, beven, het zijn allemaal reflexen die in dienst staan van the survival of the fittest. Maar lachen heeft geen aantoonbaar evolutionair voordeel opgeleverd. Integendeel zelfs. In de darwinistische struggle for life zou lachen nadelig moeten zijn, want lachen maakt mensen weerloos. Wie lacht, kan zich niet tegen vijanden verdedigen. Wie lacht, is niet in staat jacht te maken op prooi. Het lachen eist hem volledig op. Zijn mond gaat wijd open, hij werpt het hoofd achterover en produceert een hinnikend geluid, terwijl hij zich op de dijen slaat van plezier. Naarmate hij langer lacht, voelt hij zich slapper worden. En slapte is een verre van ideale lichaamsgesteldheid, zowel in the struggle for life als bij de voortplanting.” Tussen haakjes: misschien is dit wel het beste bewijs dat de theorie van Darwin zijn grenzen heeft...en dat er wel een Schepper moet zijn, wie zou immers zoiets dwaas als de lach kunnen verzinnen? Maar goed, er is dus iets vreemds met de lach aan de hand.

En wat lachen en geloven betreft: er wordt nergens expliciet vermeld in de bijbel dat Jezus gelachen heeft. En onder invloed van de Griekse filosofie is in de kerkgeschiedenis de eeuwen door beweerd dat de lach ‘gevaarlijk’ is. Want de lach neemt de angst van mensen voor de duivel weg en relativeert de ernst van het geloof. Wie niet ernstig is, is een losbol en op zijn minst een onverantwoordelijk individu...

Al zijn er ook kleine tegenbewegingen. Zo is er het gebruik van de zogenaamde ‘paaslach’ ontstaan in de 15e eeuw in Beieren. De ‘Risus paschalis’, zoals het officieel heet, vond plaats aan het einde van de paasdienst. De priester daalde de trappen van het altaar af en kwam tussen de gewone gelovigen staan. Dan vertelde hij een Ostermärlein, een grappig paasverhaaltje. Het was eigenlijk een mop, met de bedoeling de mensen aan het lachen te maken. Voorwerp van spot was meestal de duivel. Over hoe hij mislukte pogingen ondernam om Jezus’ heilsplan te dwarsbomen. “Satan viel, omdat hij zichzelf ernstig nam” (Don Bosco). Ook Petrus en Johannes werden wel eens op de korrel genomen. Over hoe ze probeerden als eerste bij het graf aan te komen en elkaar letterlijk voor de voeten liepen. Die grappen stonden in dienst van dé Blijde Boodschap: wees blij, Christus heeft de zonden en de dood overwonnen.
Een mooie traditie - er is meer te noemen - maar het is wel een heel dun lijntje in de christelijke kerk, geloven en humor.

In het jodendom is die stroom veel breder. Het Hebreeuwse woord voor genade is ‘chen’, en dat is in het Jiddisch tot ‘gein’ geworden. Zoals een joodse auteur opmerkte over het belang van humor: “Ze neemt de bitterheid weg uit het hart van de mens, en relativeert het formaat van koningen, keizers en dictators. Humor betekent niet alleen een verzachting van pijn, maar ook wordt het oneindige erdoor op aarde gebracht. In de joodse theologie neemt God niet de vorm aan van een mens, maar in joodse moppen reageert Hij erg menselijk. Daarin neemt Hij deel aan het lijden en aan de tegenstrijdigheid van de wereld, en ervaart Hij aan den lijve de menselijke situatie. Daarin is Hij dicht bij de mensen, als Hij al niet zelf mens geworden is. Een ragfijne brug van vrolijkheid overspant de kloof, en vormt een verbinding tussen aan de ene kant schepselen van vlees en bloed en aan de andere kant de oneindige grootheid van het Ein Sof [=de Almachtige]. Ketterij en fanatisme zijn het resultaat van een teveel aan logica, en humor is het beste tegengif. De jood streeft deemoed na, niet door op z'n knieën te vallen, maar door zichzelf belachelijk te maken in een mop."

Jezus was een joodse man, de bijbel een van oorsprong joods boek. Daarom is het goed om rekening te houden met dat er in de beschrijving van zijn leven en woorden veel meer ‘gein’ te vinden is dan op het eerste gezicht lijkt. Iemand als Okke Jager heeft in de jaren 50 een boekje geschreven dat nog altijd zeer de moeite waard is over de humor in de bijbel.

Ik sluit af met een verrassende ontdekking: in de Verenigde Staten bestaat er zoiets als clown ministry. Clown dus als een soort ‘ambt’. Er zijn zelfs handboeken voor christelijke clowns. En kerkdiensten met clowns: zie bijvoorbeeld https://www.youtube.com/watch?v=ouB4vZk7Jwg.

Een cursus clownerie is wat mij betreft verplichte kost voor fanatici, ik denk dat ze daar meer van leren dan van wat dan ook. Zo verging het mij tenminste. Of een jaar lang verplicht kijken naar films, van Charlie Chaplin tot Jacques Tati, van Laurel en Hardy tot Popov, van André van Duin en nog veel meer anderen....

Het is niet het explosief waarmee je je gelijk haalt, anderen op andere gedachten brengt, noch gescheld en getier. Maar wel een grap, misschien, dát gooit mensen van hun sokkel. Neem het volgende (ik pas een verhaaltje van Lionel Blue wat aan naar onze situatie):

Een Nederlander en een medelander - een buitenlander dus eigenlijk- die kwamen naast elkaar te zitten op het bankje bij de binnenhof, (daar waar ook wel eens clowns gesignaleerd zijn, zie de foto, maar dat terzijde).
Zegt die Nederlander: "De buitenlanders zijn de schuld van al onze problemen".
"Jazeker...", zegt die buitenlandse Medelander, "Jazeker, helemaal me eens!
De buitelanders... én de fietsers..."
"Huh, waarom de fietsers?", vraagt de Nederlander.
"Ja, waarom de buitenlanders?", zegt de medelander.

 

 Hartelijke groet, Gert Kwakkel

PS In mijn jeugdjaren was er vaak een clown op t.v. U weet wel, Pipo, met zijn Mamaloe. Uit die serie komt de titel van dit stuk, tenminste, de oorspronkelijke versie is van Klukkluk: dat zijn toch van de gekke. ’t Kan verkeren.